Het Nederlandse aspect vinden boeren belangrijk
19-sep-2023

Bron: Vakblad Geitenhouderij, augustus 2023

Op 1 januari 2023 ontstond er een zuivelpartij van grote omvang; de Nederlandse Geitenhouders Coöperatie (NGC) zamelt 100 miljoen kilogram geitenmelk in. Rouveen Kaasspecialiteiten verwaardt de melk. Met deze stap houden de fusiepartijen een aanzienlijk deel van de Nederlandse geitenmelk op de binnenlandse markt.

De besturen van Coöperatieve Vereniging Belangenbehartiging Geitenhouderij Noord Nederland (BGNN) en Coöperatieve Belangenvereniging Melkgeitenhouderij (CBM) zien de fusie als een kans om een tegenwicht te bieden aan de kanalisatie van de geitenmelk. “NGC vormt een onafhankelijke zuivelpartij die een aanzienlijke stroom geitenmelk voor Nederlandse afnemers beschikbaar stelt”, vinden voorzitter en vicevoorzitter van de NGC Martin Tuinte en Jos Hoefnagel. Volgens Klaas Hokse, directeur van Rouveen Kaasspecialiteiten, de coöperatie die de melk verwaardt, hebben de fusiepartijen goed geanalyseerd wat er speelt in de markt, en vormen de “twee oerdegelijke coöperaties nu een onafhankelijke Nederlandse speler met een mooi volume.”

Waarom is er met de fusie gestart?
Tuinte: “In de markt zag je verschillende overnames plaatsvinden bij inzamelaars, waardoor de melk zich kanaliseert en naar buitenlandse partijen gaat. We vroegen ons af of de leden van CBM dat ook zouden willen of dat we een serieuze Nederlandse geitenmelkstroom willen behouden. Daarnaast was de coöperatie wankel, met een administrateur die al lange tijd ziek was waardoor alles bij de directeur op de schouders terechtkwam. Verder waren we op zoek naar een robuustere vorm van bedrijfsvoering; spreiding in uit te voeren werkzaamheden en overdracht van kennis.”
Hoefnagel: “In het voorjaar van 2022 gaven de voormannen van BGNN aan dat zij na dat jaar wilden stoppen. Toen heeft het bestuur aan de leden gevraagd wat voor ideeën er waren en kwam deze fusie op het pad.”

Een kleine en grote geitenmelkcoöperatie samen, past dat?
Tuinte: “Volgens mij is een samenvoeging heel logisch. We waren twee coöperaties die beide melk inzamelden en geen verwerking deden. De connectie tussen BGNN en Rouveen Kaasspecialiteiten was natuurlijk al heel nauw, van CBM kocht Rouveen Kaasspecialiteiten ook al geitenmelk en de directeuren van Rouveen Kaasspecialiteiten en CBM spraken elkaar geregeld.”
Hoefnagel: “De twee coöperaties passen, ze liggen dicht naast elkaar. Dit past ook bij geitenmelk; dat blijft een nichemarkt. Een andere optie was altijd minder goed geweest.”
Hokse: “Het is een gelijkwaardige fusie geworden, het grootteverschil was geen ding. Uiteindelijk gaat het er om wat voor de toekomst van de leden-geitenhouders belangrijk is en niet welke naam erachter zit. Samengaan biedt meer bedrijfszekerheid.”

Wat is precies het doel van NGC?
Tuinte: “NGC wil Nederlandse geitenmelk in Nederlandse handen houden, en we willen afnemers flexibel bedienen. Want hoe beter we het die naar de zin maken, hoe beter het voor ons is. Achter dat alles willen we een robuuste werkorganisatie, die we gevonden hebben in Rouveen Kaasspecialiteiten.”
Hoefnagel: “Voor alle partners in de Nederlandse markt willen we een betrouwbare partner zijn. Voor veel boeren is dat Nederlandse denk ik een sterk punt. Dat werkt als een soort erkenning.”
Hokse: “Alle partners in poeder, kaas en de vrije handel kunnen we flexibel bedienen, en daarmee willen we een melkprijs genereren. Veel meer zit er niet achter.”

Wat is de sterkte van NGC?
Hokse: “Als ik boer was zou ik het mooi vinden dat er een onafhankelijke coöperatie bestaat met een stabiele coöperatie op de achtergrond die de dingen voor je regelt. De afzetpartijen vinden dat ook, zien we. Alle partners in Nederland die iets met geitenmelk doen, nemen de melk af. Daarnaast ook partijen in het buitenland. Die spreiding is een sterk punt. Je melk gaat naar poeder, kaas, en de melkhandel dus een basis is gegarandeerd.”
Tuinte: “Door het bedienen van alle partners kunnen we nog sturen met volumes. We werken niet per se met langdurige contracten, we kunnen ook snel invullen. Voor een kleine kaasmaker is het interessant om op maandagmorgen de melk te krijgen zodat hij die week weer kaas kan maken. Zo willen we service bieden en partners ontzorgen. Eigenlijk zijn we een beetje de Coolblue van de geitenmelk.”
Hoefnagel: “Leden profiteren nu ook van de stromen melk die we anders niet hadden gehad. Dat is voor ons een voordeel, de spreiding in afzet en waarschijnlijk ook in risico. Melk uit het zuiden hoeft niet naar het noorden gebracht te worden en andersom ook niet, en de melk hoeft ook niet allemaal naar Rouveen. Dat is efficiënt.”

NGC werkt net een half jaar. Waar moet nu eerst aan gewerkt worden?
Tuinte: “Op vergaderingen loopt het goed. De boeren stellen het op prijs dat ze geen nummer worden, elke boer blijft zichtbaar. Nu moeten we gaan werken aan de naamsbekendheid. De eerste vrachtwagens met NGC-borden rijden inmiddels rond. Verder wil NGC werken aan korte lijnen tussen bestuur en leden. Communicate blijft belangrijk; zoals uitleggen hoe de vet- en eiwitwaardering in de markt ligt.”
Hoefnagel: “Op dit moment is er nog een samengesteld bestuur met bestuursleden vanuit de beide partijen. Die maken de overgang gemakkelijker, is het idee, zodat we zo snel mogelijk één club zijn. Het betekent dat er op dit moment acht mensen in het bestuur zitten, maar we zullen straks met vijf mensen verder gaan. Zo is het ook voor de raad van commissarissen; die bestaat nu uit vijf mensen en gaat na een jaar terug naar drie.”

 

Rol Rouveen Kaasspecialiteiten
Rouveen Kaasspecialiteiten heeft een samenwerkingscontract met NGC voor de verwaarding van de geitenmelk, niet de verwerking ervan. Directeur van Rouveen Kaasspecialiteiten Klaas Hokse zegt hierover: “Rouveen Kaasspecialiteiten koopt de melk van NGC en staat voor de onafhankelijke melkleverancier. Wij zagen veel beweging aan de kant van de melkinzamelaars, geitenkaas is belangrijk voor ons productportfolio en wij willen een schakel blijven in geitenkaasspecialiteiten. Het achterliggende doel voor Rouveen Kaasspecialiteiten is om in de toekomst ook zeker te zijn van voldoende beschikbaarheid van geitenmelk.”